Carboon
299 - 359,2 miljoen jaar geleden
Het is vochtig en beklemmend heet in de zone rond de Evenaar, waar Nederland in die periode lag. Er heerst een tropisch klimaat.
Stammen van een zegelbomen liggen halfvergaan in het ondiepe water. Deze bomen doen vreemd aan. Reuzenpaardenstaarten en varens domineren de ondergroei. Luid geknisper van reusachtige libellen zijn te horen.
Tijdens het Carboon was Nederland voor een groot deel bedekt met tropisch laaglandmoeras. In de moerassen werd telkens weer veel veen gevormd.
Hieruit ontstond later steenkool. Wat later de basis vormde voor het ontstaan van aardgas.
De wereld van het Carboon
Het Carboon is tropische warme periode geweest, zonder dat zich echt schokkende gebeurtenissen voordeden.
De grote continenten klonterden samen vormden een groot supercontinent (Pangea) . Tijdens het samenklonteren ontstonden er door hevige onderlinge botsingen en duwkracht van de kleinere continenten gebergtes op de raakvlakken.
Dwars over Europa ontstond een gebergtegordel, waarvan onder andere de Belgische Ardennen een overblijfsel zijn. De noordelijkste uitlopers van het dit gebergte reikten tot aan Zuid-Nederland.
Uit het Carboon kennen we verschillende fossielen van amfibieën - en vissen - die er al modern uitzien. De eerste reptielen leefden tussen de varens en waren steeds weer op jacht naar insecten. In de ondiepe randzeeën ontstonden riffen waarin koralen en zeelelies veelvuldig voorkwamen.
Over de hele wereld kwamen zeer uitgestrekte moerasbossen tot ontwikkeling.
FOTO: van het Carboonbos
Waar lag Nederland op de wereldbol tijdens het Carboon ?
Nederland lag vrijwel op de evenaar ( plaats van vlag), aan de oostkant van het zich nieuw vormende Pangeacontinent, Tijdens het Carboon schoof langzaam verder naar het noorden.
Op de kaart links is duidelijk te zien dat de klein continenten een geheel gaan vormen.
Het vroeg Carboon:
Het Carboon heeft in Nederland twee verschillende gezichten.
Tijdens het Vroeg-Carboon was ons land grotendeels bedekt met een vrij ondiepe, tropische zee met daarin riffen en een divers zeeleven.
In het Laat-Carboon vormde zich in Midden-Europa een gebergte.
De zee trok zich toen steeds verder terug en op het land ontstonden tropische laaglandmoerassen met uitgestrekte moerasbossen.
Soms won de zee terrein en overspoelde tijdelijk het achterliggende laagland, vervolgens herstelden de moerasbossen zich weer.
Aan het einde van het Carboon had de zee helemaal uit Nederland teruggetrokken.
Situatie uit het vroeg Carboon
FOTO: van laaglandmoeras
Het late Carboon:
Situatie uit het laat carboon
Tijdens het laatste deel van het Laat-Carboon zijn de omstandigheden droger. De uitbundige plantengroei in de Carboonmoerassen onttrok grote hoeveelheden kooldioxide aan de atmosfeer.
Omdat de aarde niet was omgeven door dikke deken lagen broeikasgassen, werd het langzaam koeler.
De afkoeling behoorlijk sterk. Aan de toenmalige Zuidpool begonnen zich langzaamaan gletsjers te vormen.
IJs aan de polen is voor ons nu heel normaal, maar in het geologisch verleden zijn er maar weinig perioden geweest waarin dat voorkwam.
Tijdens het Carboon waren er dus, net zoals tegenwoordig het geval is, grote verschillen in het klimaat over verschillende delen van de wereld.
Klimaatveranderingen hebben dan ook altijd bestaan.
Het late Carboon en het leven:
Het Carboon staat vooral bekend als de periode waarin veel grote moerasbossen voorkwamen die door jarenlange veenafzettingen, uit onvoorstelbaar dikke veenpakketten onze steenkool hebben gevormd.
De Nederlandse steenkool is hoofdzakelijk ontstaan tijdens het Laat-Carboon.
In verschillende kleilagen tussen de steenkool zijn vaak mooie bladafdrukken en fossielen bewaard gebleven.
Uit afzettingen in de Heimansgroeve bij Epen in Zuid-Limburg, zijn verschillende vormen van blad-afdrukkingen te vinden
Deze zijn gevormd tijdens de eerste fasen van het Laat-Carboon. Deze zogenaamde flora bestond nog uit plantengroepen die in vrij droge omstandigheden leefden, waaronder wolfsklauwen en paardenstaarten.
De uitgestrekte tropische moerasbossen die later ontstonden, waren veel omvangrijker. Er groeiden grote zegelbomen en schubbomen, (reuzen)varens, zaadvarens en boomvarens en cordaieten (deze zijn uitgestorven en waren verwant aan de coniferen). De hoogste zegelbomen torenden waren waarschijnlijk wel 40 meter hoog.
In de Carboonmoerassen leefden ook amfibieën. Hiervan zijn in Nederland nog geen resten aangetroffen.
De oudste resten van reptielen zijn gevonden in Carboonafzettingen aan de oostkust van Canada, dat destijds nabij Nederland lag. Deze vondsten laten zien, dat de gewervelde dieren definitief het water hadden verlaten, om op jacht te gaan naar de vele insecten, die overvloedig voorkwamen in de moerasbossen. Meest opvallend waren enorme reuzenlibellen.
Sommige soorten konden een spanwijdte bereiken van wel zeventig.
Situatie aan het eind van het laat carboon
FOTO: van reuzenlibel uit het carboon
De afzettingen in het late Carboon:
Carboonafzettingen in de ondergrond van Nederland worden gerekend tot de Kolenkalk Groep uit het Vroeg-Carboon en de Limburg Groep, die grotendeels is afgezet tijdens het Laat-Carboon.
De Kolenkalkgroep bevat zandsteen en kalksteen en is afgezet in een ondiepe zee. Deze kalksteen bevat veel organische materialen en zwavelverbindingen en is donkergrijs tot zwart.
Aan die typische kleur dankt het ook zijn naam, die dus niets te maken heeft met de steenkool. Die werd pas later gevormd.
Gesteentes van de Kolenkalk Groep komen nergens aan de oppervlakte. De dikte van de groep varieert van negen- tot veertienhonderd meter.
De Limburg Groep omvat de steenkoollagen afgewisseld met zandsteen- en kleilagen. Sommige van deze lagen getuigen van de periodes waarin de zee het land overspoelde.
Afzettingen uit de Limburggroep komen vrijwel nergens aan de oppervlakte. We vinden ze bijvoorbeeld in de Limburgse mijnen.
In het Geuldal ten zuiden van Epen bevinden zich echter kleine geïsoleerde voorkomens aan het oppervlak.
De Limburg Groep bereikt diktes tot wel vijf kilometer. De bovenste afzettingen bevatten onder meer roodbruine zandige kleisteen met daarin resten van bodems die typisch zijn voor een droog klimaat.
Wat we zien aan de oppervlakte ?
Gesteentelagen aan de oppervlakte in de Heimansgroeve bij Epen,
Zuid-Limburg
De Zuid-Limburgse Carboongesteenten zijn de oudste afzettingen die in Nederland aan het oppervlak te vinden zijn.
Zo komen we ze in een heel klein gebied in de bodem van het Geuldal ten zuiden van Epen en in het dal van de Gulp bij de Belgische grens aan het oppervlakte, onder andere in de Heimansgroeve.
Gesteenten uit het Carboon zijn vaak toegepast als bouwmateriaal in gebouwen.
De rif kalken die in België gewonnen werden vanwege hun slijtvastheid, waren lange tijd in trek voor het maken van stoepen, tegels en vensterbanken.
Wanneer ze gepolijst waren, kwamen op de zwarte oppervlaktes van deze natuursteen de witte fossielresten goed in zicht.
Fossiele afdruk van varens in gesteente uit carboontijd
Delfstoffen:
Het Carboon is ook wel bekend als 'steenkooltijd'. Steenkool is de kenmerkende delfstof uit Carboonafzettingen.
Steenkoollagen komen vrijwel in de hele Nederlandse ondergrond voor. Steenkool is in de afgelopen eeuwen gewonnen in mijnen in Zuid-Limburg.
Hier liggen ze het minst diep en dus het gemakkelijkst bereikbaar zijn.
Minder bekend is dat afzettingen die rijk zijn aan organische stoffen (zoals steenkool) het gesteente is wat voor het merendeel verantwoordelijk is voor de vorming van ons Nederlandse aardgas.
Tijdens de omvormingsperiode van de Carboonplanten naar steenkool is dit gas opgeslagen in het erboven liggend zandsteen waaruit we het nu winnen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb